schakelaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schakelaar schakelaars
verkleinwoord schakelaartje schakelaartjes

Zelfstandig naamwoord

schakelaar m

  1. toestel om een elektrische stroomketen te sluiten of te onderbreken
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be