schaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaf

Werkwoord

vervoeging van
schaffen

schaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaffen
    • Ik schaf. 
  2. gebiedende wijs van schaffen
    • Schaf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaffen
    • Schaf je?