schaatshal

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schaatshal    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• schaats·hal

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  schaatsen ww  en  hal zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schaatshal	schaatshallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schaatshal v / m

1. (bouwkunde) (sport) groot gebouw waarin een ijsbaan is gelegen

   ▸ IJsmeester Beert Boomsma is trots. Hij noemde Thialf "by far de meest moderne schaatshal". Er is een luchtgordijn gemaakt over de tribune, om te voorkomen dat grote drukte invloed heeft op het ijs.

   ▸ De Olympische Winterspelen van Pyeongchang lijken nog ver weg, maar over 440 dagen beginnen de Spelen in Zuid-Korea. De bouw vordert gestaag en alles lijkt ruim op tijd af te zijn. Dat geldt ook voor de schaatshallen, daar waar de Nederlandse schaatsers straks weer een topprestatie neer willen zetten.

Gangbaarheid

• Het woord schaatshal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.