sappelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sap·pel·de
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sappelen |
sappelde
- enkelvoud verleden tijd van sappelen
- Ik sappelde.
- Jij sappelde.
- Hij, zij, het sappelde.
- Ik sappelde.
vervoeging van |
---|
sappelen |
sappelde