samenvatte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·vat·te

Werkwoord

vervoeging van
samenvatten

samenvatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenvatten
    • ... dat ik samenvatte. 
    • ... dat jij samenvatte. 
    • ... dat hij, zij, het samenvatte. 
vervoeging van
samenvatten

samenvatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van samenvatten
    • ... dat men samenvatte.