samenvallend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·val·lend
Werkwoord
vervoeging van: | samenvallen |
verbogen vorm: | samenvallende |
samenvallend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | samenvallend | ||
verbogen | samenvallende | samenvallendste | |
partitief | samenvallends | - | - |
Bijvoeglijk naamwoord
samenvallend
- van zaken die tegelijkertijd op dezelfde plaats gebeuren
- Hoe snel één generatie, één samenvallende puzzel opeens een heel ander licht kan werpen op de dingen. Hoe vandaag totaal anders kan zijn dan eergisteren, juist in voetbal. [1]
- Tijdens het komende staatsbezoek van koning Willem-Alexander aan China en de daarmee deels samenvallende handelsmissie zal de mensenrechtenkwestie opnieuw aan de orde komen. [2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord samenvallend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 04-05-17 'Winnaars van morgen' kleuren historische avond
- ↑ Het Parool 18 oktober 2015, 'Nederland spreekt China aan op mensenrechten'