samengebonden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·ge·bon·den
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van samenbinden: voltooid deelwoord en een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/)
Werkwoord
vervoeging van: | samenbinden… |
verbogen vorm: | samengebondene |
samengebonden
- voltooid deelwoord van samenbinden