salaris
Uiterlijk
- sa·la·ris
- In de betekenis van ‘bezoldiging’ voor het eerst aangetroffen in 1282 [1]
- afgeleid van het Latijnse salare met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | salaris | salarissen |
verkleinwoord | salarisje | salarisjes |
het salaris o
- regelmatige, meestal maandelijkse beloning voor werk verricht in een werkverband
- Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring.
- ▸ De Nationale 7 is een symbool van naoorlogs optimisme, toen de salarissen elk jaar omhoog gingen en Frankrijk het modernste land ter wereld was, met zijn Concorde, tgv en kerncentrales.[3]
- aanvangssalaris, basissalaris, brutosalaris, jaarsalaris, maandsalaris, maatmanssalaris, nettosalaris, topsalaris
1. regelmatige, meestal maandelijkse beloning voor werk verricht in een werkverband
- Het woord salaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "salaris" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "salaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ salaris op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be