sagittaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·git·taal
Woordherkomst en -opbouw
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sagittaal sagittaler sagittaalst
verbogen sagittale sagittalere sagittaalste
partitief sagittaals sagittalers -

Bijvoeglijk naamwoord

sagittaal

  1. (medisch) met betrekking tot de pijlnaad, die van voor naar achter over de schedel loopt
    • Het sagittale vlak loopt van voor naar achter, en verdeelt het lichaam in een linker en rechter helft 

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen