sacrament

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·cra·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘(r.-k.) wijding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sacrament sacramenten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sacrament o

  1. (religie) ritueel of teken in de christelijke kerk, door Jezus ingesteld, waardoor Gods genade wordt doorgegeven
    • In de Katholieke Kerk zijn er zeven sacramenten: het doopsel, de biecht, de communie, het vormsel, de priesterwijding, het huwelijk en de ziekenzalving. 
    • "De Sacramenten zijn werkzame tekenen van de genade, ingesteld door Christus en toevertrouwd aan de Kerk, waardoor ons het goddelijk leven verleend wordt." (Catechismus van de Katholieke Kerk, punt 1131) 
    • "De Sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele;" (Heidelbergse Catechismus (van de Hervormde Kerk), punt 66) 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

sacrament

  1. sacrament