søndager

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • søn·da·ger
Naar frequentie 11668

Zelfstandig naamwoord

søndager

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van søndag
Uitdrukkingen en gezegden
  • søn- og helligdager (kortform van søndager og helligdager) [1]
zon- en feestdagen [2]

Verwijzingen