söndagar

Uit WikiWoordenboek

Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • sön·da·gar
Naar frequentie 10136

Zelfstandig naamwoord

söndagar

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van söndag
    «Vad ska man egentligen göra på söndagar
    Wat zou je eigenlijk moeten doen op zondagen?