rustte uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rustte uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rust·te uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitrusten |
rustte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitrusten
- Ik rustte uit.
- Jij rustte uit.
- Hij, zij, het rustte uit.
- Ik rustte uit.
Gangbaarheid
- Het woord rustte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.