runderhaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • run·der·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord runderhaar runderharen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

runderhaar m/v/o

  1. vezel die uit de huid van een koe of stier groeit
    • De penseel heeft een natuurlijke steel en de zachte runderharen maken het verven een feestje. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord runderhaar -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het runderhaaro

  1. beharing van koeien en stieren
  2. vezels die van de huid van een koe of stier zijn geschoren als grondstof
    • Sauskwasten zijn vaak van runderhaar en geven een minder mooie spreiding van de verf. [3]
    • Ze kochten de leêren ballen met runderhaar gestopt en die gauw daarom ‘pruikten’ in het ‘Gedekte paard’ in de Schachelstraat. [4]

Gangbaarheid

Verwijzingen