rumba

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

dansen van de rumba
Uitspraak
Woordafbreking
  • rum·ba
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘dans’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
  • leenwoord uit het Spaans[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rumba rumba's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rumbam [3]

  1. Latijns-Amerikaanse dans en de daarbij behorende muziek in vierkwartsmaat
    • Tak, tak, slow, heup. Een koppel danst de rumba. Eerst met een vlotte heupswing, daarna steeds houteriger en aan het eind eenzaam alleen. Met die potsierlijke dans symboliseert de proloog van Een coming of age voor bejaarden de knullige methodiek van het leven. „Iedereen kan het”, zegt een dansleraar. „1,2,3,4. En we gaan door totdat het stopt.” [4] 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen