rullig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rul·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van rul met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rullig rulliger rulligst
verbogen rullige rulligere rulligste
partitief rulligs rulligers -

Bijvoeglijk naamwoord

rullig [1]

  1. droog en niet te klef
     Brandt & Levie scoort met het mooiste, meest ambachtelijke uiterlijk: ietwat rullig en niet te fijn gemalen. Helaas blijft de smaak achter: prima gekruid (foelie! majoraan!), maar aan de droge kant.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Matthijs Meeuwsen
    “'Leverworst AH smelt in de mond, die van Aldi is een dooretertje'” (21-02-2018), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be