ruilde uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ruilde uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ruil·de uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitruilen |
ruilde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitruilen
- Ik ruilde uit.
- Jij ruilde uit.
- Hij, zij, het ruilde uit.
- Ik ruilde uit.
Gangbaarheid
- Het woord ruilde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.