ruggengraatloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rug·gen·graat·loos
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van ruggengraat met het achtervoegsel -loos
Bijvoeglijk naamwoord
ruggengraatloos
- zonder discipline of doorzettingsvermogen
- Iemand die ruggengraatloos is kan zijn rug niet rechthouden, is niet opgewassen tegen weerstand.
- De ruggengraatloze jongen verzon altijd wel een smoesje waarom hij nog niet was gestopt met roken.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord ruggengraatloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.