rubriceerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ru·bri·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
rubriceren

rubriceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van rubriceren
    • Ik rubriceerde. 
    • Jij rubriceerde. 
    • Hij, zij, het rubriceerde.