royalisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

betoging voor het royalisme in Kortrijk
Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·y·a·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord royalisme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het royalismeo

  1. politieke ideologie die voorstander is van een koning als staatshoofd
    • Toen ik hem vandaag in het café om de hoek van mijn straat in Wenen vroeg of hij begreep wat de uiteindelijke finaliteit van Vlaanderen was, knikte hij. Hij begreep dat de wens naar onafhankelijkheid in meer dan 1700 jaar in de genen kruipt, onmiskenbaar deel gaat uitmaken van mensen die beseffen wat hun voorvaderen werd aangedaan. Dat hij het anachronisme van royalisme wel begreep, dat ook solidariteit grenzen kent. En hij was het die sprak van een momentum, zei het anders dan ik had verwacht.[1] 
    • Het probleem, zeggen zij, is niet de koning, maar de veiligheidsdiensten, zijn ongelukkige keuze van ministers, of het tribalisme in Jordanië. Of dit royalisme lijfsbehoud, pragmatisme of gespeeld is, blijft onduidelijk.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Standaard 15/06/2010 door Roel Verschueren Wohin geht dein Heimatland?
  2. NRC Leonie van Nierop 9 november 2012 Jordanië: liever koning dan chaos
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be