router
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rou·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | router | routers |
verkleinwoord | routertje | routertjes |
Zelfstandig naamwoord
router m
- (informatica) apparaat dat dient om computernetwerken met elkaar te verbinden
- Een draadloze router verbindt al mijn computers met het internet.
Gangbaarheid
- Het woord router staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "router" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: router (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
router | routers |
Zelfstandig naamwoord
router
Frans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
router |
routais |
routé |
eerste groep | volledig |
Werkwoord
router
- overgankelijk sorteren (v. post, voorafgaand aan de verzending), voorsorteren [2]
- (verouderd) een weg uittekenen, vooraf bepalen wat de route moet zijn
- routeren
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 6
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Informatica in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 6
- Werkwoord in het Frans
- Overgankelijk werkwoord in het Frans
- Verouderd in het Frans