rookte uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rookte uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rook·te uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitroken |
rookte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitroken
- Ik rookte uit.
- Jij rookte uit.
- Hij, zij, het rookte uit.
- Ik rookte uit.
Gangbaarheid
- Het woord rookte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.