rookhok
Uiterlijk
- rook·hok
- samenstelling van rook ww en hok [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | rookhok | rookhokken |
| verkleinwoord | rookhokje | rookhokjes |
- hok waarin roken is toegestaan (vooral in zwang geraakt door toename van het rookverbod)
- hok om vlees en vis in te roken
- Het woord rookhok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rookhok" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be