rookgat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rook·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rookgat rookgaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rookgat o [1]

  1. een opening in een dak waardoor de rook naar buiten kan gaan
    • “Zie je hoe de rook beeft? Alsof hij jammert van angst, terwijl hij toch alleen maar door het rookgat naar buiten hoeft te gaan. Daar is genoeg ruimte. Maar dat weet hij niet. Met de mens is hetzelfde aan de hand. Hij beeft als een blad in de storm.” [2] 
    • Maar eens waren zij het heilige kruid van de Siberische sjamaan. Raakte hij in zijn tent al dansend en trommelend in trance, dan vloog zijn ziel door het rookgat naar buiten. Die ging in de onder- en bovenwereld advies inwinnen over de aard van de ziekte van zijn patiënten. [3] 
    • De Friese zangeres Nynke Laverman verbleef voor haar nieuwe album bij Mongoolse nomaden. Ze leerde er de keelzang en schreef er over torren die door het rookgat vallen. [4] 
  2. ruimte waarin men mag roken
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Alex de Ronde 20 juni 1997 Jungfrukällan
  3. NRC Gerrit Jan Zwier 8 oktober 1998 De witte kluifjeszwam
  4. NRC Yaël Vinckx 16 maart 2009 Laverman blaast het ritme van de rails
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be