rookbom
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rook·bom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rook en bom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rookbom | rookbommen |
verkleinwoord | rookbommetje | rookbommetjes |
Zelfstandig naamwoord
- een bom die vooral veel rook maakt
- Daar zag hij als enig aanwezige fotograaf hoe de krakers burgemeester Polak het woord ontnamen, letterlijk werd de microfoon hem uit handen gerukt, en bij het verlaten van de zaal gooiden ze nog een rookbom. „Ik fotografeerde als fotojournalist ook voor de krant. Dus het ene moment gaf ik de burgemeester tijdens een interview een hand, en stond ik mooie foto’s te maken, en nu was ik er tijdens de bezetting, terwijl hij ziedend was.” De rookbom-foto haalde de krant. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord rookbom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rookbom' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Gretha Pama 14 december 2016