ronkende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ron·ken·de
Werkwoord
vervoeging van: | ronken |
ronkende
- verbogen vorm van ronkend, het onvoltooid deelwoord van ronken
Bijvoeglijk naamwoord
ronkende
- verbogen vorm van de stellende trap van ronkend
vervoeging van: | ronken |
verbogen vorm: | ronkendee |
ronkende
ronkende