rondzie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·zie

Werkwoord

vervoeging van
rondzien

rondzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rondzien
    • ... dat ik rondzie. 
vervoeging van
rondzien

rondzie

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van rondzien
    • ... dat men rondzie.