rondtoeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rondtoeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rond·toe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rond bw en toeren ww
Werkwoord
rondtoeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rondtoeren |
toerde rond |
rondgetoerd |
zwak -d | volledig |
- ongericht rondrijden
- ▸ Maar toen zei ze toch iets: ‘Vind je het goed dat we gewoon gaan slapen en morgen dingen bespreken, als ik klaar ben met werken? We kunnen- je mag vast Marcies auto wel lenen, denk ik, als je een beetje wilt rondtoeren of zo.[2]
- ▸ Nou ja, kennen. Natuurlijk wisten de dorpsbewoners wel wie Jasper S. was. En hij begaf zich ook weleens onder de mensen, bijvoorbeeld bij vergaderingen van de boerenvereniging uit Oudwoude. Maar een goed inzicht in het karakter van de veehouder, dat hebben hoogstwaarschijnlijk niet veel dorpsbewoners gehad. Het is op z'n zachtst gezegd geen extraverte man. Natuurlijk, er was dat akkefietje met de gestolen auto van een buur, waarmee hij ging rondtoeren.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. ongericht rondrijden
Gangbaarheid
- Het woord rondtoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron Ilan Sluis“Oudwoude over tot orde van de dag” (27-02-2013), NOS