rondspoken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·spo·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

rondspoken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondspoken
spookte rond
rondgespookt
zwak -t volledig
  1. zonder duidelijk doel ergens bewegen
    • Na het horen van dit verhaal zal geen enkel kind in Zuid-Afrika snoepen van de Kerstman zijn koekjes. Volgens de legende was er een jongen, genaamd Danny, die alle koekjes had opgegeten. Zijn grootmoeder was vervolgens ontzettend kwaad, waarna ze hem uit woede vermoordde. Nu zijn het geesten die gedurende Kerstmis bij huizen rondspoken.[1] 
  2. van een vervelende gedachte dat ze op een vervelende manier maar aanwezig blijft
    • Dat de Zwitserse autoriteiten niet verder willen onderzoeken, ervaart ze als een loden last. „De vragen blijven rondspoken.”[2] 
    • Toch is Nadal voor hem een soort angstgegner, zo blijkt uit de 34 onderlinge wedstrijden tot nu toe. Nadal won 23 keer, Federer dus slechts elf keer. In finales van grandslamtoernooien is de tussenstand zelfs 8-2 voor de man van Mallorca. Dat zijn cijfers die morgen ook in het achterhoofd van Federer zullen rondspoken.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 23 dec. 2015
  2. de Telegraaf 10 mrt. 2017
  3. de Telegraaf WILLEM HELD 27 jan. 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be