rondreizen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·rei·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondreizen
reisde rond
rondgereisd
zwak -d volledig

Werkwoord

rondreizen

  1. inergatief naar vele plaatsen onderweg zijn
    • Hij heeft verschillende jaren in Europa rondgereisd, toen hij besloot naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag te gaan om fluit te leren spelen. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de rondreizenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rondreis

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be