rommelhok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

rommelhok
Uitspraak
Woordafbreking
  • rom·mel·hok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rommelhok rommelhokken
verkleinwoord rommelhokje rommelhokjes

Zelfstandig naamwoord

het rommelhoko

  1. vertrek waar men oude, overtollige rotzooi bewaart
     Bewaar me, om daar bang voor te zijn.'De kleermaakster liet de dokter binnen, bracht hem naar een zijkamer niet groter dan een rommelhok, en even later zat hij als bij een barbier op een stoel, gewikkeld in een laken dat strak om zijn nek spande en achter zijn kraag was ingestopt.[2]
     Het doek werd toevallig teruggevonden in een rommelhok van de Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge in Amsterdam, samen met een bimakleed en enkele Thoramantels. Hoe de spullen daar zijn terechtgekomen, is onduidelijk.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2022 Weblink bron
    Helma Coolman
    “Stapel oude doeken blijkt religieus textiel uit synagoge Lochem” (07-12-2018), NOS