romaniseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·ma·ni·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
romaniseren

romaniseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van romaniseren
    • Ik romaniseerde. 
    • Jij romaniseerde. 
    • Hij, zij, het romaniseerde.