rolschaatsten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rol·schaats·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rolschaatsen |
rolschaatsten
- meervoud verleden tijd van rolschaatsen
- Wij rolschaatsten.
- Jullie rolschaatsten.
- Zij rolschaatsten.
- Wij rolschaatsten.
vervoeging van |
---|
rolschaatsen |
rolschaatsten