roept

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roept

Werkwoord

vervoeging van
roepen

roept

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
    • Jij roept. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
    • Hij roept. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van roepen
    • Roept! 
     Waar wacht je nog op? De trail roept.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia