roddel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rod·del
enkelvoud meervoud
naamwoord roddel roddels
verkleinwoord roddeltje roddeltjes

Zelfstandig naamwoord

de roddelm

  1. kwaadsprekerij, achterklap
     De soupers aan het hof beginnen me behoorlijk de keel uit te hangen. Niet alleen omdat ze eindeloos duren, of omdat we ons moeten onderwerpen aan de laatste modes zoals bepoederde gezichten, martelend strakke, met edelstenen bezette kapsels als ramshoorns, zijden gewaden waarvan de mouwen zo krap zitten dat het bijna onmogelijk is om een lepel naar onze zorgvuldig gekleurde lippen te brengen... Nee, het ergst zijn de roddels, het kwaadaardige gegons van wespen die hun giftige angels maar al te graag in welke tere huid dan ook steken.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
roddelen

roddel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roddelen
    • Ik roddel. 
  2. gebiedende wijs van roddelen
    • Roddel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roddelen
    • Roddel je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be