roddel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rod·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roddel | roddels |
verkleinwoord | roddeltje | roddeltjes |
Zelfstandig naamwoord
roddel m
- kwaadsprekerij, achterklap
- ▸ De soupers aan het hof beginnen me behoorlijk de keel uit te hangen. Niet alleen omdat ze eindeloos duren, of omdat we ons moeten onderwerpen aan de laatste modes zoals bepoederde gezichten, martelend strakke, met edelstenen bezette kapsels als ramshoorns, zijden gewaden waarvan de mouwen zo krap zitten dat het bijna onmogelijk is om een lepel naar onze zorgvuldig gekleurde lippen te brengen... Nee, het ergst zijn de roddels, het kwaadaardige gegons van wespen die hun giftige angels maar al te graag in welke tere huid dan ook steken.[1]
Afgeleide begrippen
- roddelblad, roddelcircuit, roddelen, roddelkous, roddelpers, roddelpraat, roddelpraatje, roddeltante, roddelziek
Vertalingen
1. kwaadsprekerij, achterklap
Werkwoord
vervoeging van |
---|
roddelen |
roddel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roddelen
- Ik roddel.
- gebiedende wijs van roddelen
- Roddel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roddelen
- Roddel je?
Gangbaarheid
- Het woord roddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "roddel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), , ISBN 9789026346477
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be