rivierklei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·vier·klei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rivierklei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rivierklei v/m [1]

  1. grondsoort die door rivieren in de uiterwaarden is afgezet en zeer geschikt is voor het maken van baksteen
    • 'Een zwager van me had een wijnhandel en raadde me aan om wijndruiven aan te planten. Dat leek me een leuk idee, maar ik wist totaal niet waar ik aan begon. Het werd dan ook een fiasco. Jaak Nijssen, een dierenarts, heemkundige en vooral een heel wijs man uit Sint-Martens-Voeren, vertelde me dat de bodem van zware rivierklei niet geschikt was. [2] 
    • Mijn moestuin herbergt aardmannetjes. Ondergrondse oranje kereltjes, met mollige o-benen, knokige handen, knobbelneuzen en kromgegroeide lijven. Regelmatig graaf ik ze uit, boen ze schoon en rasp, roerbak, rooster, stoom of kook ze: want officieel staan ze bekend als worteltjes. Enige gelijkenis met een bospeen uit de winkel is geheel toevallig. Mijn wortels hebben namelijk geknokt voor hun bestaan: ze moeten door de vette, loodzware rivierklei in mijn tuin zich in bochten wringen om verder te groeien. [3] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 16 NOVEMBER 2010 Rudi Smeets
  3. Volkskrant Loethe Olthuis 22 augustus 2017