riste
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ris·te
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
[A]
vervoeging van |
---|
rissen |
riste
- enkelvoud verleden tijd van rissen
- Ik riste.
- Jij riste.
- Hij, zij, het riste.
- Ik riste.
Werkwoord
[B]
vervoeging van |
---|
risten |
riste
- aanvoegende wijs van risten