rijpte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijp·te

Werkwoord

vervoeging van
rijpen

rijpte

  1. enkelvoud verleden tijd van rijpen
    • Ik rijpte. 
    • Jij rijpte. 
    • Hij, zij, het rijpte. 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be