rijnschip
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rijn·schip
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van Rijn zn en schip zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijnschip | rijnschepen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- passagiersschip dat vaart op de grote rivieren
- ▸ Passagiers ziek op Nederlands rijnschip: Zo'n 25 passagiers van het Nederlandse cruiseschip Prinses Christina zijn tijdens een reisje op de Rijn getroffen door een virus en ziek geworden.[2]
- vrachtschip voor de rijnvaart
Synoniemen
- [2] rijnaak
Gangbaarheid
- Het woord rijnschip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijnschip" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Passagiers ziek op Nederlands rijnschip” (28 mei 2015), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be