rijksweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het rijkswegen net van Nederland
Uitspraak
Woordafbreking
  • rijks·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijksweg rijkswegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rijkswegm

  1. (verkeer) een meestal grote doorgaande weg die in beheer is van de centrale overheid van een land
    • „De gebiedscommissie stelt zich op het standpunt dat op de [...] locaties [Charloisse Poort en Vaanplein] plaatsing van een windturbine onacceptabel is. De stapeling van huidige geluids- en stankoverlast en veilligheidsrisicio’s van spoor, rijksweg en havencomplex is nu al dermate belastend voor het woon- en leefmilieu dat plaatsing van een windturbine de problemen alleen maar vergroot. Daarnaast past plaatsing van een windturbine op geen enkele wijze bij de voorgenomen woningbouw [...]. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frank de Kruif 24 februari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be