rijkswachter

Uit WikiWoordenboek
1. Belgische politiebeambte

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijks·wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijkswachter rijkswachters
verkleinwoord rijkswachtertje rijkswachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de rijkswachterm

  1. (ordehandhaving) (geschiedenis) Belgische politiebeambte, agent van het landelijke politiekorps zoals België dat tot 2001 kende
    • Het bleek echter dat een voorbijganger een door de betogers in het nauw gedreven rijkswachter had helpen ontzetten.  [1]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen