rijksdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

rijksdag in Stockholm
Uitspraak
Woordafbreking
  • rijks·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijksdag rijksdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rijksdagm

  1. (Duits) parlement(sgebouw)
    • De Duitse overheid heeft gemeld dat zij de jaarlijkse kerstmarkten en de Rijksdag in Berlijn als doelwit kunnen kiezen. [2] 
    • Met nog iets meer dan een week te gaan tot de verkiezingen lijken de schandalen AfD niet meer te deren. De partij is hard op weg om de derde van Duitsland te worden, tot schrik van de huidige regering. ,,Met de AfD zitten binnenkort weer nazi's in de Rijksdag", somberde de sociaaldemocraat Sigmar Gabriel, de vice-kanselier en minister van Buitenlandse Zaken. [3] 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen