rijhelft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·helft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijhelft rijhelften
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rijhelft v/m [1]

  1. deel van een weg waar iedereen dezelfde kant op rijdt
    • ’Het gevaar schuilt in de berm’, schrijft iemand over de vele eenzijdige, dodelijke ongevallen waarbij de slachtoffers in de berm raken en op de verkeerde rijhelft terechtkomen (WUZ, 27/2). [2] 
    • Veilig Verkeer Nederland en de Vereniging Verkeersslachtoffers zijn het wachten beu. Zij wijzen op het gestegen aantal fietsdoden en hameren op een wettelijk verbod. Stemmers staan daar vierkant achter, zo blijkt: „Zelf ben ik al verschillende malen met de fiets bijna tegen lui aangereden die op hun schermpje zaten te koekeloeren en gewoon op ’mijn’ rijhelft zaten. En dan nog schelden ook, die maniakken. Dus kom op met die wet. Dat kan gewoon heel snel, als je maar wil. Maar dat laatste ontbreekt kennelijk.” [3] 
    • De gemeente Utrecht gaat samen met de provincie het bekritiseerde kruispunt tussen de Overste den Oudenlaan en de Weg der Verenigde Naties ’analyseren’. De kritiek over onduidelijkheid is al langer bekend - en er is ook naar gehandeld. Dat stelt de gemeente tegenover De Telegraaf. De afgelopen dagen hebben omwonenden, ondernemers en andere Utrechters kritiek geuit op de kruising, waarbij de trambaan tussen beide rijhelften ligt. Auto’s slaan vaak linksaf, omdat het volgens critici lijkt alsof dat gewoon mag. [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen