rijgnaad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijg·naad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijgnaad rijgnaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rijgnaadm

  1. (kleding) een voorlopige, losse naad gemaakt met een rijgsteek
    • ‘Hier een rijgnaad, daar een rijgnaad, alleen al aan garen gaat me dat tien zloty kosten. En dan al dat werk, en wat er allemaal nog bijkomt, alles bij elkaar loopt het flink in de papieren, en waar is mijn winst? [2] 

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Tweede Ronde. Jaargang 9 [p. 106 De zak Bogdan Wojdowski]
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be