rijde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rijde (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɛidə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈrɛɪ̯.də/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈrɛː.də/
- (Limburg): /ˈrɛɪ̯.də/
Woordafbreking
- rij·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijden |
rijde
- aanvoegende wijs van rijden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijen |
rijde
- enkelvoud verleden tijd van rijen
- Ik rijde.
- Jij rijde.
- Hij, zij, het rijde.
- Ik rijde.