riba

Uit WikiWoordenboek

Catalaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·ba
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
riba ribes

Zelfstandig naamwoord

riba v

  1. (aardrijkskunde) oever


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
riba -

Zelfstandig naamwoord

riba

  1. (financieel) (religie) (islam) rente waarbij de geldverstrekker niet deelt in het risico van de lener en die daarom als verboden woeker wordt gezien


Indonesisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·ba
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

riba

  1. op schoot houden

Zelfstandig naamwoord

riba

  1. (financieel) woeker, rente


Papiaments

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Voorzetsel

riba

  1. op, boven


Sloveens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·ba
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

riba v

  1. (dierkunde) vis
Verbuiging