reveleren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van reveleren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		reveleren			te reveleren
	toekomend		zullen reveleren			te zullen reveleren
voltooid	tegenwoordig		hebben gereveleerd			te hebben gereveleerd
	toekomend		gereveleerd zullen hebben			gereveleerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	revelerend		gereveleerd			ev. reveleer	mv. verouderd reveleert	revelere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	reveleer	reveleert	reveleert	reveleert	reveleert	reveleren	reveleren	reveleren
verleden (o.v.t.)	reveleerde	reveleerde	reveleerde	reveleerde	reveleerde	reveleerden	reveleerden	reveleerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal reveleren	zult/zal reveleren	zult/zal reveleren	zult reveleren	zal reveleren	zullen reveleren	zullen reveleren	zullen reveleren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou reveleren	zou reveleren	zou(dt) reveleren	zoudt reveleren	zou reveleren	zouden reveleren	zouden reveleren	zouden reveleren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gereveleerd	hebt gereveleerd	hebt/heeft gereveleerd	hebt gereveleerd	heeft gereveleerd	hebben gereveleerd	hebben gereveleerd	hebben gereveleerd
verleden (v.v.t.)	had gereveleerd	had gereveleerd	had gereveleerd	hadt gereveleerd	had gereveleerd	hadden gereveleerd	hadden gereveleerd	hadden gereveleerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gereveleerd hebben	zal/zult gereveleerd hebben	zult/zal gereveleerd hebben	zult gereveleerd hebben	zal gereveleerd hebben	zullen gereveleerd hebben	zullen gereveleerd hebben	zullen gereveleerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gereveleerd hebben	zou gereveleerd hebben	zou/zoudt gereveleerd hebben	zoudt gereveleerd hebben	zou gereveleerd hebben	zouden gereveleerd hebben	zouden gereveleerd hebben	zouden gereveleerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gereveleerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gereveleerd				er is gereveleerd
verleden	er werd gereveleerd				er was gereveleerd
toekomend	er zal gereveleerd worden				er zal gereveleerd zijn
voorwaardelijk	er zou gereveleerd worden				er zou gereveleerd zijn
lijdende vorm gereveleerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gereveleerd worden			gereveleerd te worden
	toekomend		gereveleerd zullen worden			gereveleerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gereveleerd zijn			gereveleerd te zijn
	toekomend		gereveleerd zullen zijn			gereveleerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gereveleerd	wordt gereveleerd	wordt gereveleerd	wordt gereveleerd	wordt gereveleerd	worden gereveleerd	worden gereveleerd	worden gereveleerd
verleden (o.v.t.)	werd gereveleerd	werd gereveleerd	werd gereveleerd	werdt gereveleerd	werd gereveleerd	werden gereveleerd	werden gereveleerd	werden gereveleerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal gereveleerd worden	zult gereveleerd worden	zult gereveleerd worden	zult gereveleerd worden	zal gereveleerd worden	zullen gereveleerd worden	zullen gereveleerd worden	zullen gereveleerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gereveleerd worden	zou gereveleerd worden	zou/zoudt gereveleerd worden	zoudt gereveleerd worden	zou gereveleerd worden	zouden gereveleerd worden	zouden gereveleerd worden	zouden gereveleerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gereveleerd	bent gereveleerd	bent/is gereveleerd	zijt gereveleerd	is gereveleerd	zijn gereveleerd	zijn gereveleerd	zijn gereveleerd
verleden (v.v.t.)	was gereveleerd	was gereveleerd	was gereveleerd	waart gereveleerd	was gereveleerd	waren gereveleerd	waren gereveleerd	waren gereveleerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gereveleerd zijn	zult gereveleerd zijn	zult gereveleerd zijn	zult gereveleerd zijn	zal gereveleerd zijn	zullen gereveleerd zijn	zullen gereveleerd zijn	zullen gereveleerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gereveleerd zijn	zou gereveleerd zijn	zou/zoudt gereveleerd zijn	zoudt gereveleerd zijn	zou gereveleerd zijn	zouden gereveleerd zijn	zouden gereveleerd zijn	zouden gereveleerd zijn