reveleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·ve·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reveleren |
reveleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reveleren
- Jij reveleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reveleren
- Hij reveleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reveleren
- Reveleert!
Gangbaarheid
- Het woord reveleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.