reuzenkans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reu·zen·kans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reuzenkans reuzenkansen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reuzenkansv / m

  1. hele grote kans
     Nadat Toornstra een reuzenkans op 2-0 vrij voor het praktisch lege doel om zeep hield, drong Porto even flink aan. Zowel Otavio als Luis Diáz knalde op de lat, Moussa Marega schoot voor leeg doel over.[1]
     De tweede helft begon met een reuzenkans voor Michiel Kramer, maar de spits van RKC schoot van dichtbij hoog over. Vlak daarna liet Dost zien hoe het wel moet. Nadat RKC-doelman Etienne Vaessen een afstandsschot onnodig losliet, tikte de achttienvoudig international de rebound binnen. Het was de eerste eredivisiegoal van Dost sinds mei 2012.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2022 Weblink bron “Feyenoord toont ander gezicht met zege in hoogstaand voetbalgevecht met Porto” (Donderdag 3 oktober 2019), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2022 Weblink bron “Stormram Dost behoedt Utrecht voor nederlaag op bezoek bij RKC” (Zaterdag 6 augustus 2022), NOS