resulteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·sul·teert

Werkwoord

vervoeging van
resulteren

resulteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resulteren
    • Jij resulteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resulteren
    • Hij resulteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van resulteren
    • Resulteert!